Het beroemdste stadsgezicht van de Gouden Eeuw, Gezicht op Delft van Vermeer

In de tweede helft van de zeventiende eeuw sierde niet zelden een prachtig geschilderd stadsgezicht het interieur van menig beter gesitueerd gezin. Ondanks de stijgende populariteit van stadsgezichten als genre binnen de zeventiende-eeuwse kunst kennen we maar twee stadsgezichten van Johannes Vermeer (1632 - 1675). Ten minste dat is iets wat we denken omdat er geen andere stadsgezichten van deze kunstenaar ons bekend zijn.[1]
Dit feit neemt niet weg dat het stadsgezicht Gezicht op Delft (1660-1661) werd door de Franse schrijver Marcel Proust in 1902 genoemd als het mooiste stadsgezicht van de zeventiende eeuw.[2]
Het schilderij toont ons een aanzicht vanuit het zuiden van de stad Delft. De toeschouwer verliest zijn blik in de oneindige blauwe diepte van de hemel met grote witgrijze wolken, een tafereel dat het grootste deel van het schilderij inneemt. Onder de hemel zijn twee poorten aan het water afgebeeld met aaneengesloten gebouwen. Op de voorgrond is een trekschuit aangelegd met een groepje mensen ervoor en twee kleine onduidelijk geschilderde vrouwenfiguren aan de zijkant.
In dit artikel wordt er onderzocht in hoeverre het schilderij Gezicht op Delft van Johannes Vermeer zich stilistisch onderscheidt van andere contemporaine bekende stadsgezichten. In dit kader wordt er ook gekeken naar de invloed welke Delftse elite mogelijk op de populariteit van deze genre had. Dit onderzoek zal plaats vinden binnen de kunsthistorische kaders. Om dit onderzoek gestalte te kunnen geven wordt er eerst gekeken naar de visies van de contemporaine en hedendaagse kunstcritici op dit onderwerp.
Kunsthistoricus Mariët Westermann betoogde dat na het protestantse iconoclasme en de economische ontwikkelingen in de 16de eeuw de productie en ook de receptie van kunst voor altijd veranderde.[3] Het opdrachtgeverschap verschoof van de kerken naar de rijke burgerij en de adel, hetgeen de populariteit van andere genres vergrootte, waaronder ook het stadsgezicht, als getuigenis van trots op de eigen stad.
Omdat Pieter Claesz van Ruijven het merendeel van de schilderijen van Vermeer bezat, is het interessant om te kijken welke rol deze kunstverzamelaar zou kunnen hebben in het ontstaan van dit stadsgezicht. [4] Op zoek naar de onderscheidende stilistische en beeldende middelen in het Gezicht op Delft kan er naar de stijl van de Delftse kunstschool gekeken worden. In Delft floreerde de kunst juist na 1650, voorheen werd deze stad niet als een kunstcentrum gezien. [5]Amerikaanse kunsthistoricus Walter Liedtke omschreef het begrip Delftse Schilderschool als een synthese van kwaliteiten van kunstenaars uit Delft en Haarlem.[6] Volgens Liedtke droeg ook de migratie van kunstenaars uit Belgische Vlaanderen naar Delft zijn steentje bij aan de ontwikkeling van deze synthese. In dit opzicht is de opmerking van Cornelis de Bie interessant, waarin hij geen grenzen trekt tussen de Nederlandse en Vlaamse kunst in zijn boek uit 1662. [7] Het verschuiven van het culturele en politieke centrum van Den Haag naar Amsterdam veranderde de smaak van het hoffelijke naar alles van de Noordelijke scholen van Amsterdam en Haarlem aan stijl dicteerden.[8] Wat er aan stijl trends leefde in die tijd in de Noordelijke kunstscholen lezen we bijvoorbeeld bij de contemporaine kunstcriticus Philips Angel in zijn Lof der Schilder-konst (1641). Hij schreef dat men een extra inspanning niet moest nalaten "alsmen de natuerlicke dingen daer mede nader by komt". [9]
Met deze uitspraken van moderne kunsthistorici en 17de -eeuwse denkers in beschouwing genomen, wordt er in dit artikel belicht hoe het genre stadsgezicht zich ontwikkelde in Delft na 1650 en welke invloed deze ontwikkeling had op het maken van het schilderij Het Gezicht op Delft. Hierbij wordt er gekeken naar de onderscheidende stilistische kenmerken in dit schilderij en naar de eventuele rol van de Delftse elite in het ontstaan ervan.
In hoeverre heeft de smaak van de Delftse elite het ontstaan van Gezicht op Delft gestimuleerd
Na de dood van stadhouder Frederick Hendrick van Oranje in 1647 begon het hoffelijke patronage een dalende vraag te vertonen. Daarnaast nam anti-Oranjes gezinde Amsterdam de rol van Den Haag over als culturele, politieke en financiële centrum van het nieuwe zelfstandige republiek .[10] In deze tijd kwamen de uitdagingen op het gebied van kunst meestal van kunstpatronen, want als ze iets nieuws of belangrijks wilden hebben, dan benaderden ze een ware meester in zijn vak. [11] De belangrijkste patroon van Vermeer was Pieter Claesz van Ruijven, een rijke Delftse brouwerszoon. Een respectabele, erudiete en veelzijdig ontwikkelde elitaire heer diende immers een kunstenaar onder zijn hoede te nemen. [12] Zoals dat Pieter Spiering in Den Haag deed, die patroon was van een bekende contemporaine kunstenaar Gerard Dou was. Van Ruijven was een aangetrouwde achterneef van Pieter Spiering. [13] In de zeventiende eeuw werkte menig kunstenaar met maar één of twee opdrachtgevers. Door het voorschot dat de kunstenaars van hun beschermheer kregen konden ze hun dagelijkse levensonderhoud betalen. [14]Volgens kunsthistoricus Chong was Van Ruijven de opdrachtgever van het Gezicht op Delft.[15] Vermeer had maar twee vaste opdrachtgevers. Een andere belangrijke afnemer van Vermeer was de bakker Hendrick van Buyten, hij bezat echter maar drie schilderijen van Vermeer. [16]
Liedtke schrijft dat er uitwisseling van ideeën over de kunst plaats vond tussen de elitaire heren uit Den Haag en Delft, omdat men makkelijk op en neer kon dankzij de trekschuiten. [17]Welgestelde heren gingen bij elkaar op de koffie en tegelijkertijd bezochten ze de ateliers van kunstenaars.[18] Onder de verzamelaars en kunsthandelaren in Delft was ook Abraham de Googe en van hem is het bekend dat hij in samenwerking met collega’s uit Antwerpen en Amsterdam handelde.[19] Dit kan erop wijzen dat er trends bestonden die de kunstmarkt bepaalden en hiermee dus ook de populariteit van de kunstgenres onder de elitaire opdrachtgevers.
Op het moment waarop Vermeer het Gezicht op Delft schilderde, was men in Delft Oranjegezind. Ondanks het feit dat het stadsgewest Holland zijn stadhouderloze tijdperk kon, was de Prins van Oranje aan de winnende hand. In 1660 bracht Karel II van Engeland een bezoek aan Delft. Hij begon bij de Rotterdamse poort, precies de plaats die Vermeer had afgebeeld. [20] Wellicht probeerde Vermeer in zij Gezicht op Delft de trots op zijn eigen stad met belangrijke nationale gebeurtenissen te combineren. [21] Op het schilderij staat het belangrijkste plaats van Delft afgebeeld met de torens van de Nieuwe en Oude kerken. De toren van de Nieuwe kerk is groter afgebeeld dat het werkelijke perspectief dat verlangt en eist aandacht door het licht dat Vermeer erop gevestigd had. De kerk in het algemeen was een plaats waar men trouwde, geloofde en begraven werd of hoopte begraven te worden.[22] In de Nieuwe Kerk in Delft liggen sinds 1622 de beenderen van Willem I van Oranje bewaard. “De Nederlandse stadhouder werd in Delft op bijzondere wijze geëerd als held van het verzet tegen de Spaanse overheersing”. [23] Delft was trots op zijn eigen bestaan als het centrum van verzet en het verblijfplaats van de vermoorde stadhouder. [24] Het is mogelijk dat juist dit schilderij van Vermeer het gevoel van trots en vreugde op zijn eigen stad bij de heer Van Ruijven verstrekte, ook gezien het feit dat hij net als zijn vader bij de Stad Delft een functie had.[25]
Alan Chong maakt een analyse van stadsgezichten en brengt het schilderij van Aelbert Cuyp, Gezicht op Dordrecht qua compositie in verband met het schilderij van Vermeer en wijst erop dat beide schilderijen zijn ontstaan nadat er van dezelfde locaties ceremoniële schilderijen werden gemaakt (afb.8). [26] Er werden vaak stadsgezichten gemaakt van plaatsen waar dergelijke ceremoniële gebeurtenissen plaats hadden gevonden, zoals het bezoek van Karel II aan de haven van Delft. Wellicht had Pieter van Ruijven als aristocraat en een man die bij de Stad Delft een functie bij een Charitatieve instelling had, juist deze plek willen vereeuwigen als een afbeelding van trots op de eigen stad.
Is Gezicht op Delft stilistisch anders dan contemporaine stadsgezichten?
Na 1650 werd Delft steeds belangrijker als kunststad.[27] De plek in het Gezicht op Delft geeft de Haven van Delft weer, een plek van vertrek naar andere steden via Schie en Maas, maar ook naar Vlaanderen, Brabant, Frankrijk en Engeland.[28] Deze ligging van Delft aan de rivier Schie en de makkelijke bereik via schepen en trekschuiten trok veel kunstenaars naar zich toe van heinde en ver. Dit feit zou voor de synthese van vele Zuidelijke en Noordelijke kunststijlen hebben gezorgd.[29] Liedtke spreekt van de Delftse school en ziet het architectuur schilderen en perspectief schilderen als enkele stilistische kenmerken hieraan. [30] Ook Hajo Düchting schreef dat: “Halverwege de 17de eeuw begon zich in Delft een nieuwe schilderschool te ontwikkelen die bepaalde plaatsen en gebouwen een belangrijke plaats in de beeldcompositie gaf.”[31]
Max Friedländer schreef: “Het hoogste, het onvergankelijkste dat Delft op kunstgebied heeft voortgebracht is … het stadsgezicht”. Ook Rosenberg, Slive, Ter Kuile en Stechow zien het stadsgezicht als een gevolg van stilistische veranderingen na 1650 en zien de oorsprong van dit genre in Delft. Ze noemen deze nieuwe stroming de architectuurschildering. [32] Perspectief schilderen was wellicht de trend in begin van 1660 en niet alleen in Delft, maar ook in Rotterdam, Dordrecht, Middelburg en Antwerpen. [33]Het genre “perspectieven” werd vaak door Pieter Saenredam toegepast. [34] Zijn werk op